Uitgebreide historie
Door Ben C.M. Janssen,
Wellicht geeft dit stukje geschiedschrijving uitsluitsel. |
|
Inhoud |
Een voorgeschiedenis |
In 1909 werd door een aantal leden van het Kruisverbond ”Sobriëtas” een muziekvereniging opgericht met de naam “Voor Godsdienst en Kunst”. Oprichter was Jan van Lier, destijds koster en organist. Hij werd tevens de dirigent van dit muziekgezelschap. Het instrumentarium werd door de Kerk beschikbaar gesteld. In het Notulenboek van de Parochie is het volgende hierover opgetekend: 26 september 1909 “besloten bij de Bisschop machtiging te vragen tot aankoop van instrumenten voor eene op te richten fanfare en tot eene uitgaaf van ƒ 500,00”.
Kennelijk waren deze ƒ 500,00 niet voldoende, want een paar maanden later vermeldt het Notulenboek het volgende: 14 december 1909 “besloten machtiging te vragen om in plaats van
ƒ 500,00, ƒ 600,00 te mogen uitgeven voor den aankoop van fanfare-instrumenten”.
De optredens van deze fanfare waren hoofdzakelijk gericht op kerkelijke evenementen zoals de sacraments- processie, maar ook werd de muziek verzorgd bij de activiteiten van het “Kruisverbond”.
Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914, waarin ons land neutraal bleef, was het afgelopen met de muzikale activiteiten van deze fanfare. Meester Jeurissen schrijft in zijn geschiedenisboek over Milllingen hierover“de muzikanten stonden in veldgrijs langs onze grenzen en brachten daar het offer van gemis aan muzikale verlangens”. Voor veel muziekverenigingen had deze gedwongen rustperiode minder aangename gevolgen, omdat de instrumenten dikwijls ingeleverd moesten worden voor de zogenaamde mobilisatiekorpsen. “Voor Godsdienst en Kunst” kwam er beter af, omdat haar instrumenten eigendom waren van de kerk en daar bewaard zijn gebleven.
De oprichting |
Het eerdergenoemde kruisverbond “Sobriëtas” behoorde tot het landelijk RK Matigheidsgenootschap en had tot doel de bestrijding van drankmisbruik. In november 1919 werd door dit genootschap een landelijke manifestatie uitgeschreven tegen drankmisbruik onder de naam “De Blauwe Maand”. In Millingen werd deze manifestatie georganiseerd door het “Kruisverbond” en daar hoorde, ook toen al, muziek bij. Op verzoek van de voorzitter van het “Kruisverbond”, rector J. van den Akker van het Pensionaat, werd door Lambert (Bartje) Lelie, postbode en Millings horlogemaker, de groep muzikanten van “Voor Godsdienst en Kunst” bijeengeroepen om aan deze manifestatie mee te doen.
De Kerk stelde de instrumenten beschikbaar van de vooroorlogse fanfare “Voor Godsdienst en Kunst” en aangevuld met een aantal muzikanten van “Ons Genoegen” ontstond er een muziekgezelschap, dat de manifestatie met succes muzikaal opluisterde. Dit optreden was kennelijk zo goed bevallen dat kort daarop ten huize van Bartje Lelie een eerste aanzet werd gegeven tot de oprichting van een nieuwe fanfare in Millingen.
Als oprichters naast Bartje Lelie staan bekend Toon Berns (de Pieper) , Thé Klomberg (Dos), Jan van Lier (de a-lde köster) , Gert Oteman en Hent van der Velden (de Koe-K).
Statutair is de oprichtingsdatum 13 november 1919 en de naam “St.Cecilia” is wellicht gekozen omdat deze naam als schutspatrones verbonden is aan alles wat met muziek en zang heeft te maken.
Hentje Hell en Gert Oteman respectievelijk voorzitter en secretaris van de oude fanfare van het Kruisverbond werden ook de eerste voorzitter en eerste secretaris. Hent van der Velden werd de eerste penningmeester van de nieuwe fanfare St.Cecilia. Met een bezetting van twaalf muzikanten, die onder de muzikale leiding kwamen van Jan van Lier, die ook dirigent was geweest van “Voor Godsdienst en Kunst” was Millingen een nieuwe fanfare rijker.
Een tweede fanfare in een klein dorp, maar dat is nu eenmaal typisch Millings van die tijd.
Op de foto staand vlnr Toon Berns, Dos Klomberg, Sjen van Lier (vanaf de oprichting lid)
zittend vlnr Gert Oteman, Jan van Lier en Bartje Lelie
De twintig en dertiger jaren |
Door de tweede wereldoorlog zijn de notulen van deze jaren kwijtgeraakt en moet de oudste geschiedenis van St.Cecilia geschreven worden aan de hand van overleveringen. Een vaststaand feit is, dat Bartje Lelie de voorzittershamer in 1920 heeft overgenomen van Hentje Hell. Veertig jaren heeft Bartje de voorzittershamer gehanteerd alvorens deze over te dragen aan zijn schoonzoon Wim Hell, tevens de zoon van de eerste voorzitter Hentje Hell.
In de eerste jaren beperkte St.Cecilia haar optredens in Millingen. Uiteraard werden de kerkelijke evenementen muzikaal opgeluisterd, maar de fanfare werd ook de vaste partner van het schuttersgenootschap OEV1 (De Natte) voor de kermisactiviteiten en het fladderschieten.
Gerepeteerd werd in het gebouw van het Kruisverbond en na verluidt zijn alle zalen, van toneelpodium tot het lokaal van de tekenschool, met zijn scheve vloer, gebruikt.
Het eenjarig bestaan werd gevierd met een festival en werd opgeluisterd door fanfare UNA en de Laurentiusharmonie uit Kekerdom èn door fanfare DES uit Leuth. Tijdens dit festival werd een tenor- en een baritonsaxofoon aangeboden, zodat St.Cecila een volledige saxofoongroep kreeg. Tevens werd bij de viering van het eenjarig bestaan het verenigingsvaandel aangeboden . Dit vaandel is nog altijd bewaard gebleven.
De verstandhouding tussen de kerk en St.Cecilia was van meet af aan uitstekend. De pastoor was sinds de oprichting Moderator en dat heeft geduurd tot in de zestiger jaren.
Ook financieel steunde de kerk St.Cecilia. Een brief van pastoor Van Boxmeer aan de Bischop van Den Bosch bevestigde dit. "Millingen, 8 maart 1920. Wij bezitten hier eene R.K. fanfarevereniging waarvoor de kerk jaren geleden hoofdzakelijk het geld heeft gegeven om instrumenten te kopen. Aan het bestaan en den bloei dezer vereniging is ons zeer veel gelegen, want zij staan tegenover eene neutrale, dient tot opluistering van processie, kindsheid, feesten en aantrekkelijkheid van het kruisverbond. Nu zou zij gaarne 4 nieuwe instrumenten aankopen voor 350 gulden. Mag de kerk hiervoor 125 gulden bijdragen?"
Het antwoord van Bisschop A.F. Diepen liet niet lang op zich wachten. "Den Bosch , 15 april 1920: Volgens voorstel toegestaan onder gehoudenheid tot behoorlijke verantwoording."
Wellicht werd deze schenking mede gebruikt voor de aanschaf van de saxofoons. Ook in de aanschaf van het vaandel speelde de kerk voor de inzameling van de benodigde gelden een rol. Kapelaan Zijlmans nam het op zich een bijdrage te vragen bij De Mutter, die rentemeester was van de Colenbranders. Het was bekend dat er met de Mutter onderhandeld moest worden en je moest niet snel ingaan op een eerste bod. De Mutter bood ƒ 200,-: kapelaan Zijlmans vroeg daarop ƒ 300,- waarna De Mutter zijn eerste bod verhoogde tot ƒ 250,- een bod dat voor de kapelaan voldoende was. Ook een gift van Nol van Woerkom stelde St.Cecilia in staat binnen één jaar een eigen verenigingsvaandel te hebben. Hoe groot de gift van Nol van Woerkom was is niet bekend, maar het moet wel een flink bedrag zijn geweest, want hij verdiende daarmee het ere-lidmaatschap van St.Cecilia. In 1922 is St.Cecilia lid geworden van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Harmonie- en Fanfaregezelschappen, de KNF. Dit lidmaatschap was te danken aan een snelle actie van de toenmalige KNF-secretaris Harmsen. Op de fiets vanuit zijn woonplaats Leuvenheim was deze secretaris wekelijks op stap om leden te werven voor zijn KNF en zo werd ook St.Cecilia lid van de KNF. Over dit lidmaatschap in relatie tot de kerk is het volgende vermeldenswaard. De KNF was ook in die tijd een federatie waarvan iedere muziekvereniging, confessioneel of algemeen, lid kon worden.
Om het “Rijke Roomsche Leven“ te versterken is met name tussen de twee wereldoorlogen een proces op gang gekomen om de emancipatie van de katholieken in Nederland te bevorderen. De Aartsbisschop van Utrecht riep in die tijd alle verenigingen met een katholieke achtergrond op om zich aan te sluiten bij de overkoepelende katholieke bonden. Gelet op de relatie St.Cecilia en de kerk zou je mogen verwachten dat de kerk in casu de pastoor St.Cecilia opriep om zich ook aan te sluiten bij de Katholieke Muziek Bond. Voorzitter Bartje Lelie werd inderdaad op het matje geroepen door de pastoor, maar zijn argumenten om toch maar lid te kunnen blijven van de KNF waren zo verhelderend voor de pastoor, dat het lidmaatschap van St.Cecilia nooit meer een punt van discussie is geweest en de goede betrekkingen nooit hebben verstoord.
Terug naar het muziek maken
In 1922 werd voor de eerste keer deelgenomen aan een festival te Grave. Dirigent Jan van Lier was kennelijk hierop zo trots, dat hij op de zijkant van de vrachtwagen (zo was het vervoer in die tijd geregeld ) met krijt “op naar Grave” schreef.
In 1922 gaf Jan van Lier zijn dirigeerstok over aan Otto Rosenberg uit Kleve (Duitsland), die net als Jan van Lier organist was en verder geen affiniteit had met muziek; Rosenberg was van beroep opticien. Onder zijn leiding werd in hetzelfde jaar voor het eerst deelgenomen aan een federatief concours in Wychen.
Voor dit eerste concoursoptreden werd zowel voor de mars- als voor het concertconcours een tweede prijs behaald. Mede door dit eerste succes steeg de populariteit van St.Cecilia in Millingen . In 1924, het jaar van het eerste lustrum, was het ledenaantal daardoor gegroeid tot 23.
Eerste verenigingsfoto uit 1924
Ondanks de groei van het ledenaantal werden de concoursprestaties er niet beter op. Onder leiding van de heer Rosenburg werd nooit een eerste prijs behaald. Oud penningmeester en erelid Arnold Peeters zei in een interview in 1992 hierover dat het in de weg staan van een beter resultaat te wijten was “aan de Duitse inslag van Rosenberg, die niet acceptabel was voor de jury”.
Na 1927 werden concoursoptredens dan ook in de ijskast gezet en dat heeft bijna grote gevolgen gehad voor de vereniging. Eind jaren twintig jaren namelijk geraakte St.Cecilia in een diep dal. Het ledenaantal liep sterk terug. Ook het tien jarig bestaan ging stilletjes voorbij. Het leek erop of iedereen zat te wachten op de ondergang, maar de vereniging vocht zich uit dit dal. In 1932 was het ledental weer terug op het oude niveau. Eén jaar later, in 1933, nam Otto Rosenberg ontslag. Of dit het gevolg was van het achterblijven van de muzikale prestaties, of het aan de macht komen van Hitler in die tijd, is niet bekend. Wel zijn de contacten altijd goed gebleven.
Zesentwintig jaren later, in 1959, trad Otto Rosenberg nog als gastdirigent op tijdens een concert in de Tiergarten in Kleve.
Het dirigentschap werd na deze ontslagname waargenomen door de dirigent van het eerste uur, Jan van Lier. In die tijd werd alleen nog opgetreden in Millingen voor de kerk en voor de schutterij.
Een nieuwe dirigent
Tijdens de kermis in 1934 maakte het bestuur kennis met Chris Kokke, die tijdens de kermisdagen in een bandje voor de Natte Schutterij speelde. Dit contact leidde uiteindelijk tot de aanstelling van Chris Kokke tot dirigent van het orkest. Het honorarium werd vastgesteld op ƒ 5,- per repetitie. Enthousiast gingen dirigent en orkest aan de slag en in 1935 kon, na een afwezigheid van acht jaren, al worden deelgenomen aan een concours in Apeldoorn.
Voor het concertconcours werd een eerste prijs behaald met promotie naar de tweede afdeling. Voor het marsconcours bleef men echter steken op een tweede prijs. Maar een keerpunt was bereikt, want de concoursprestaties gingen in stijgende lijn. In 1939 was het orkest voor de concertconcoursen al gepromoveerd naar de afdeling uitmuntend en voor de marsconcoursen naar de eerste afdeling. Langzaam maar zeker bouwde “St.Cecilia” onder de bezielende leiding van Chris Kokke ook aan een goede naam in de Nederlandse muziekwereld.
Het vierde lustrum
Op 12 en 13 augustus 1939 werd dan ook op grootse wijze het twintig jarig bestaan groots gevierd met een “groot nationaal festival”.
Voorzitter Bartje Lelie opent zijn bijdrage in de feestgids als volgt:
“Als voorzitter van de Fanfare St.Cecilia voel ik me verplicht om bij het verschijnen van dezen Feestgids ter herdenking van haar 20 jarig bestaan, oprechte dank te brengen aan al degenen, die in de loop der jaren tot de instandhouding en bloei der Vereeniging hebben bijgedragen”.
Hij bedoelde daarmee niet alleen de dirigenten van Lier, Rosenberg en Kokke, alsmede de donateurs en begunstigers, maar in het bijzonder ook de eigen leden, die St.Cecilia ook in de moeilijke periode trouw waren gebleven.
Dat St.Cecilia in twintig jaren respect had opgebouwd in Millingen blijkt ook uit de gebruikelijke bijdrage aan de feestgids van de notabelen in de tijd. Burgemeester Eijckelhof schreef onder meer: “na gedane arbeid nog zooveel tijd vonden om hun koper onder bedwang te brengen”. En pastoor Verwiel was helemaal lyrisch want hij schreef: “En haar resultaten waren velen en schitterend. Ziet slechts naar haar vaandel. Het schittert van medailles en lauwerkransen”.
Verenigingsfoto uit de feestgids met pastoor Verwiel.
Ook concurrent “Ons Genoegen” droeg bij aan de feestvreugde, want de feestgids meldt dat op zaterdag 12 augustus “Het festival wordt geopend met een Concert, welwillend aangeboden door onze zustervereeniging Fanfare Ons Genoegen “. Dat is weleens anders geweest. Wie kent niet de film “Fanfare” van Bert Haanstra. Het scenario voor die film zou geschreven kunnen zijn op basis van de Millingse situatie in die tijd.
Uit deze periode is ook bekend, dat een supporter van Ons Genoegen de pet van het hoofd sloeg van St.Cecilia’s voorzitter Bartje Lelie en de ruzie die daarna ontstond. Ook de rivaliteit tussen St.Cecilia’s dirigent Chris Kokke en de dirigent van Ons Genoegen Harrie van Bergen is een bekend feit. Overigens waren beide dirigenten lid van een militair orkest, vandaar!!!
De oorlogsjaren 1940/1945 |
Voordat de Millingse bevolking op 10 mei 1940 goed en wel uit bed was, waren de Duitsers al door Millingen gemarcheerd.
Nederland was in oorlog: een donkere tijd trad aan, maar niemand kon op dat moment bevroeden dat deze situatie vijf jaren zou duren!
St.Cecilia bleef in de eerste oorlogsjaren muzikaal actief. Omdat Chris Kokke op zijn fiets uit Nijmegen de repetities kon blijven leiden, werd in 1940 en 1941 deelgenomen aan concoursen. Zelfs promoveerde de vereniging in 1940 in Brummen naar de Ere Afdeling.
Samen met de Fanfare De Eendracht uit Eerbeek werden tijdens dit concours de gevallenen uit de meidagen van 1940 muzikaal herdacht. Eind 1941 werd door de Duitse bezetter de “Nederlandsche Cultuurkamer” ingesteld om meer grip te krijgen op de Nederlandse cultuur. Iedereen die de kunst beoefende diende zich als lid aan te melden.
Muziekverenigingen werden en bloc lid gemaakt van de “Nederlandsche Bond van Dilettanten Orkesten”. De beide Millingse muziekverenigingen weigerden echter mee te doen aan dit verplichte automatisme en zij besloten met alle muzikale activiteiten te stoppen. De instrumenten van St.Cecilia werden voor een deel opgeborgen in het Kruisverbond of werden door de leden mee naar huis genomen.
Vlak voor de evacuatie op 20 oktober 1944 heeft Arnold Peeters nog een negental instrumenten die in het Kruisverbond lagen, thuis onder het hooi verstopt. Ook verborg Arnold in zijn huis het verenigingsvaandel.
Bij thuiskomst in 1945 stond het vaandel midden in de woonkamer: slechts één medaille ontbrak. Ook de instrumenten waren niet verdwenen.
Na de oorlog tot 1960 |
In april en in mei 1945 keerden de meeste Millingenaren weer terug vanuit het evacué adres.
Met verbijstering zullen velen de verwoestingen door het oorlogsgeweld aanschouwd hebben . Alvorens de leden van St.Cecilia hun instrument ter hand namen waren hun eerste werkzaamheden dan ook het in orde brengen van eigen huis en haard.
Langzamerhand kon het “gewone”leven weer opgepakt worden en zo ook het verenigingsleven. Relatief gezien waren de instrumenten van St.Cecilia nog in behoorlijke staat. De noodzakelijke reparaties werden zelf uitgevoerd. Bartje Lelie, als horlogemaker, was hierin een kei.
Dankzij donaties uit de Millingse samenleving kon zelfs een aantal nieuwe instrumenten aangeschaft worden. Na een lange periode van gedwongen rust (vanaf 1942) was St.Cecilia zelfs weer in staat de bevrijdingsfeesten van 20 t/m 22 oktober 1945 muzikaal op te luisteren. Ook Chris Kokke kwam weer uit het Nijmeegse en in 1946 werd weer meegedaan aan het concours in Brakkestein. En hoe... een eerste prijs met onderscheiding van de jury met promotie naar de hoogste afdeling, de vaandelafdeling: het KNF-vaandel lag binnen handbereik.
Het jaar daarop al, in 1947, kon dit begeerde vaandel in ontvangst genomen worden op een concours te Silvolde. Eén saillant detail: vele Millingenaren, waaronder ook leden van St.Cecilia, waren in Silvolde geëvacueerd geweest en dat gaf aan dit resultaat een speciale dimensie.
Gedwongen door ziekte moest dirigent Chris Kokke in 1957 een streep zetten onder de samenwerking met zijn fanfare.
Een periode van vele muzikale hoogtepunten gedurende 23 jaren is zijn erfgoed.
Foto uit 1956 voorzitter Bartje Lelie (links)met dirigent Chris Kokke.
Toch was het niet moeilijk de ontstane vacature in te vullen. Binnen St.Cecilia waren twee kandidaten, Thé Eerden en Thé van Lier, beschikbaar. Beiden waren gediplomeerd dirigent, beiden hadden hun bijdrage geleverd aan St.Cecilia’s uitstekende resultaten van de afgelopen jaren onder Chris Kokke door het leiden van groepsrepetities. De keuze wie Chris Kokke moest opvolgen was daarom voor de leden niet gemakkelijk. Tijdens een buitengewone ledenvergadering werd uiteindelijke Thé Eerden tot eerste dirigent benoemd. Thé van Lier werd tweede dirigent en hij ging de opleiding van jonge muzikanten verzorgen.
Een nieuwe muzikale periode onder een nieuw bewind trad aan!
Het ledigen van de financiele nood
Secretaris Toon van Kesteren schrijft in zijn jaaroverzicht van 1950 dat “het leven in dezen naoorlogsche jaren veel duurder is dan vroeger en dat geldt zeker voor een muziekvereniging”. Hij bedoelde hiermee, dat de uitgaven steeds maar hoger werden en nauwelijks werden gecompenseerd door de contributie-opbrengsten en de donateurs-opbrengsten.
Om aan de financiële nood het hoofd te bieden heeft St.Cecilia veel activiteiten op touw gezet, van concert- of marsconcoursen in 1949, 1954 en 1959, tot fancy fairs en de jaarlijkse loterij.
Ook speciale acties, zoals het raden van het gewicht van een varken, waarmee Cries Oliemeulen met zijn vrachtwagen het dorp rondreed, werden opgezet voor de aanschaf van instrumenten en voor uniformen.
De oprichting van een tamboerkorps
In 1954 werd er zo’n speciale actie gehouden voor het bijeenbrengen van de benodigde financiële middelen om trommen (zo heette dat toen nog) aan te schaffen voor een op te richten tamboerkorps.
Tot de jaren vijftig bestond een muziekvereniging meestal uit een orkest met als slagwerk één of twee kleine trommen, een grote trom en uit één of twee bekkenisten. Na die tijd deden de tamboerkorpsen hun intreden.
Ook binnen St.Cecilia werd de roep naar een tamboerkorps luider en luider en in 1954 was het zover: Met een bezetting van elf tamboers, die aangevoerd werd door een tamboer-maître was ook St.Cecilia de bezitster van een tamboerkorps.
Eerste instructeur van het tamboerkorps werd Wim Hell.
En zoals het binnen St.Cecilia een goede gewoonte is nam het tamboerkorps binnen een jaar deel aan een concours in de derde afdeling en behaalde een eerste prijs met promotie naar de tweede afdeling.
En zo ging het maar door: in 1959 was het tamboerkorps gepromoveerd naar afdeling uitmuntend.
Het eerste uniform
Het uniformeren van de amateur muziekverenigingen werd een normaal gebeuren in Nederland en St.Cecilia wilde natuurlijk niet achterblijven.
Voor de aanschaf van uniformen werden oud-papier en oud-ijzer ingezameld en er werd een briefactie voor een financiële bijdrage opgezet aan, niet alleen de Millingse middenstand en bedrijven, maar ook aan bedrijven in de regio. Het ging voortvarend, want in 1956 kon ook St.Cecilia zich een uniform laten aangemeten.
Op 27 mei van dat jaar toonde St.Cecilia met trots haar spiksplinternieuwe uniformen aan de buitenwereld met een concert op de speelplaats van de “oude” jongensschool.
Verenigingsfoto uit 1956 met de eerste uniformen.
Het eerste jeugdorkest
Onder leiding van tweede dirigent Thé van Lier en ook van Thé Lelie (Hentzoon) werd in de tweede helft van de jaren vijftig de werving en opleiding van de jeugd voortvarend aangepakt.
De toeloop was zo groot, dat er al gauw een “aspiranten” stop ingevoerd moest worden, omdat de beschikbare instrumenten bezet waren. Een jeugdorkest werd opgericht; het eerste optreden van het jeugdorkest was in 1959 tijdens het jaarlijkse concert op tweede kerstdag van het grote orkest op het podium van de Kunstkring.
De eerste dames
Het muziekmaken in een fanfare orkest was tot de eind jaren vijftig ook bij St.Cecilia een mannenaangelegenheid. De heren muzikanten waren kennelijk de mening toegedaan dat het musiceren op een koper blaasinstrument een te zware belasting was voor vrouwen!
Echter eind jaren vijftig meldden de eerste dames, Martha Berns en Riet van Kuil, zich aan als aspirant lid. Vele dames volgden hun goede voorbeeld en zij hebben zich door de jaren heen bewezen een aanwinst te zijn voor een fanfare orkest.
Op het ogenblik (2006) bestaat de bezetting van het orkest voor de helft uit dames en zij zijn niet alleen goede musici maar ook uitstekende verenigingsmensen. Was het vroeger een gewoonte, dat dames bij het huwelijk stopten met werken, bij St.Cecilia gingen de dames door tot het moment dat de ooievaar zich aanmeldde en was dàt het moment om te stoppen. Zoals ook in de “grote” maatschappij nemen de dames nu een paar weken ouderschapsverlof en pakken daarna hun instrument weer uit de koffer om het mooie muzikale vak te blijven uitoefenen.
De huisvesting
Ook na de oorlog werden de repetities van het orkest en later ook van het tamboerkorps gehouden in de Kunstkring. Eigenaar de Kerk had geen geld om de broodnodige onderhoudswerkzaamheden te financieren. Het dak van het gebouw werd steeds slechter, zodat bij slecht weer gerepeteerd kon worden op de maat van regendruppels. In 1959 werd de Kunstkring verkocht aan de Fa. Raanhuis, maar door de goede verstandhouding met de Kerk, ook onder pastoor van Asten, werd een oplossing gevonden. De gymzaal van de “oude” jongens school werd de nieuwe repetitie-ruimte. Omdat bij het bestuur toen al plannen bestonden voor een eigen gebouw, bood de pastoor St.Cecilia gratis een stukje grond aan tussen de gymzaal en de Kunstkring, maar door gebrek aan financiën werden de plannen in de ijskast gezet. De grootste prioriteit op dat moment was de aanschaf van leerinstrumenten. De jaren tot 1960 lijken rimpelloos te zijn verlopen, echter.....
In 1953 had secretaris Toon van Kesteren een zakelijke meningsverschil met de gemeente. Tevens liep op dat moment een sollicitatie van zijn dochter bij het hoofdkantoor van de KNF, die overigens afgewezen werd.
Gemeentesecretaris Piet Mulders was in die tijd niet alleen bestuurslid van Ons Genoegen, maar ook voorzitter van de KNF afd.Gelderland. Bewust of onbewust, maar door deze persoonlijke kwestie van Van Kesteren werd St.Cecilia geconfronteerd met een dreigend royement als lid van de KNF. Door een adequaat ingrijpen van het bestuur van St.Cecilia kon het royement voorkomen worden en is de vereniging nog steeds lid van de KNF.
Of dit voorval de verhouding tussen St.Cecilia en Ons Genoegen van die tijd weergeeft mag niet de conclusie zijn. Nog steeds was er een concurrentiestrijd en nog steeds konden de beide fanfares dienen als voorbeeld voor de eerdergenoemde film “Fanfare”, maar er werd ook samengewerkt.
In 1948 werd er tussen de beide verenigingen een voetbalwedstrijd georganiseerd, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan het Katholiek Thuisfront.
Een jaar later besloten de beide besturen “onze jongens” uit ons voormalig Indië samen een serenade te brengen. Weliswaar werd er om de beurt een mars geblazen, maar een eerste samenwerking was er.
Natuurlijk was het destijds niet gemakkelijk om als middenstander en als lid van één der fanfares klanten te vinden bij de tegenpartij. Arnold Peeters van St.Cecilia en Piet van Raay van Ons Genoegen, beiden waren melkboer (zo heette dat toen nog), zullen dat aan den lijven ondervonden hebben.
Toon van Kesteren die samen met zijn broer Hens een bakkerij en kruidenierszaak had probeerde de neutraliteit op een unieke wijze te adverteren.
Zo is uit die tijd de volgende advertentie beroemd:
Nat of dreug
ieder siene meug
Toon en Hens
bakken voor ieder mensch
Een supportersvereniging
Tijdens de jaarvergadering in 1949 werd naar aanleiding van een vraag uit de vergadering of een niet-werkend lid ook het lidmaatschap van St.Cecilia kon krijgen door het bestuur afgedaan met een verwijzing naar de notulen, die aangaf dat alleen werkende leden lid konden zijn van St.Cecilia.
Voor een aantal trouwe aanhangers was dit het sein om in 1951 een supportersvereniging op te richten. Het doel van deze vereniging was niet alleen St.Cecilia moreel te steunen tijdens de concoursen, maar ook de financiële kant werd niet vergeten. Door de jaren heen heeft de supportersvereniging deze doelstellingen ruimschoots gehaald. Grote voortrekkers van de eerste uren waren Thé Schut, Hent Houkes en Drikes Cornelissen.
Bekend is dat Hent Houkes en Drikes Cornelissen er een wedstrijd van maakten wie de meeste supporters kon werven. Het is dan ook voorgekomen dat ‘s morgens na de huwelijksnacht van een lid van de fanfare één van de twee heren op de stoep stond om de partner lid te maken van de supportersvereniging . Ook zijn het de supporters die de aanzet hebben gegeven aan de huidige maandelijkse oudpapier-actie.
St.Cecilia mag zich nog steeds rijk voelen met deze supportersvereniging. (zie ook elders op deze site)
Een eigen lied
St.Cecilia kent een eigen ”verenigingslied”.
Componist en tekstschrijver van dit lied is vaandeldrager Chries Oliemeulen. Chries zong vaak zelf dit lied na een blijde concoursgebeurtenis. Ook nu nog is dit lied “in”. Het wordt vaak gezongen opweg naar een concours, en natuurlijk (met nog meer volume) weer opweg naar huis, vanaf het concours!!!
Sint Cecilia uit Millingen,
't schoonste dorpje aan de Rijn.
Dat zijn reuze muzikanten,
daar kan Millingen trots op zijn.
Tatta ta ta ta ta tom tom.
De jaren zestig en zeventig |
Deze jaren zullen wellicht in St Cecila’s boeken blijven staan als de meest succesvolle muzikale jaren voor zowel het orkest en als voor het tamboerkorps.
Het orkest
Na een periode van het aan elkaar wennen kon dirigent Thé Eerden en het verjongde orkest aan de slag en muzikaal gaan oogsten En hoe!! De zestig en zeventiger jaren waren alleen maar jaren van muzikale voorspoed. Het hoogtepunt was natuurlijk het KNF landskampioenschap in 1964. Met nog 15 andere orkesten moest het orkest op 29 februari 1964 in Musis Sacrum te Arnhem de strijd aanbinden voor deze meest begeerde titel voor iedere muzikant. De jury honoreerde de uitvoering van het verplichte werk “The Frogs” door het orkest van St.Cecilia met 164 punten. Dit puntentotaal bleek niet haalbaar te zijn voor de concurrentie van die dag, zodat St.Cecilia zich KNF kampioen 1964 kon noemen. Het orkest moest als laatste optreden en zat bij het vernemen van de jury-uitslag nog op het podium. Als één man stond het orkest juichend op bij het vernemen van de jury-uitslag. De toenmalige burgemeester Hermsen, als gast aanwezig, verklaarde later:“ik dacht dat het podium instortte”.
Voor de statistici onder u: in twee maanden werden 27 grote repetities en 33 groepsrepetities gehouden!. Natuurlijk is dit resultaat uitbundig gevierd, maar een jaar later stond het orkest weer met de beide benen op de grond, want als kampioen mocht je de titel verdedigen, echter het resultaat was “slechts” een vierde plaats.
Thé Eerden met de trofee.
Een tweede aansprekende prestatie van het orkest onder leiding van Thé Eerden stamt uit 1972.
Op het concertconcours te Wychen werden de twee concourswerken door de jury gehonoreerd met 356,5 punten. Deze puike prestatie, 360 punten is het maximum, is nog nooit geëvenaard door een andere Nederlandse fanfare.
Thé Eerden heeft ooit gezegd “succes is niet het resultaat van één persoon, dat doe je samen”.
Als er iemand is die een bijzondere vermelding verdient binnen St.Cecilia dan is dat Frits Lelie (Bartzoon). Frits was niet alleen een uitstekend musicus, maar hij stond altijd klaar voor zijn St.Cecilia. Ondanks het feit dat hij als postkantoorhouder zijn brood verdiende in Elten, in De Steeg en later in Tolkamer bleef St.Cecilia op de éérste plaats. Frits kwam niet alleen naar Millingen om te musiceren maar ook voor het leiden van groepsrepetities of individuele muzikale ondersteuning. In de eerste jaren kwam hij op de fiets naar Millingen (ook uit De Steeg) , later met de brommer en weer later per auto.
Het tamboerkorps
Als van het aantal van elf leden een vijftal leden hun maatschappelijk geluk elders gaan zoeken òf hun muzikale carrière binnen het orkest voortzetten en aanwas van nieuwe leden op dat moment stagneert zal het duidelijk zijn dat de eerste jaren na 1960 niet gemakkelijk zijn geweest voor het tamboerkorps.
Pas na acht jaar werd in 1967 voor het eerst weer aan een concours deelgenomen. In 1970 volgde een wisseling van het instructeurschap. In dat jaar namelijk 1970 volgde Ben Engelen, die al een aantal jaren lid was van het tamboerkorps en slagwerker was van het orkest , Wim Hell op als instructeur.
Ook onder Ben Engelen bleven de successen niet uit. Na de promotie in 1972 naar de Eerste Divisie en in 1974 naar de Ere Divisie kon ook het tamboerkorps in 1978 de KNF landskampioenstitel in de wacht slepen. Deze titel werd behaald in Rhenen, waar Ben Engelen en zijn korps een aantal zeer gerenommeerde korpsen achter zich liet.
Een unieke prestatie voor een, op dat moment, zeer jeugdig tamboerkorps.
De jeugd
Het jeugdgebeuren heeft altijd een belangrijke plaats ingenomen binnen St.Cecilia, want ook voor een muziek- vereniging geldt “wie de jeugd heeft, heeft de toekomst”.
Aspirant musici zijn door St.Cecilia altijd door eigen leden opgeleid. Enerzijds heeft dit te maken met de afstand streekmuziekschool - Millingen, anderzijds hèt specifieke karakter van een muziekvereniging. Nog steeds worden jonge musici door eigen leden opgeleid ofschoon steeds meer beroepskrachten ingehuurd moeten worden ter ondersteuning. In 1963 al werden door de “aspirantjes” voor het eerst deelgenomen aan de KNF muziekexamens. Vanaf die tijd is dat bijna een jaarlijks gebeuren. Het jeugdorkest, kweekvijver van het groot-orkest, nam in deze periode niet alleen deel aan concertconcoursen maar ook aan festivals.
Het jeugdorkest in 1964 met de eerste dames, derde van links dirigent Thé Lelie.
Een eigen repetitie lokaal
Eind jaren vijftig werd binnen het bestuur hardop gedacht aan een eigen “repetitielokaal”. Begin zestiger jaren werden de plannen concreter. Omdat de pastoor het stukje grond tussen de Kunstkring en de gymzaal van de oude jongensschool had aangeboden werden de bouwplannen hierop ingezet. Echter voor deze lokatie werd de bouwvergunning door de gemeente geweigerd. De Millingse verenigingen en dus ook St.Cecilia moesten gaan bouwen in het gebied van de Steense Gemeente.
Met uitzondering van het casco, dat gebouwd werd door aannemer Looman, is het gebouw door de eigen leden verder afgebouwd. Was ook toen al het oudpapier een belangrijke bron van inkomsten voor dit project, ook de plaatselijke steenfabrikant onder regie van Hent Sinderdinck droeg een belangrijk steentje bij.
Na een bouwperiode van zes maanden en een investering van ƒ 19.772,87 kon het “repetitielokaal” op zaterdag 15 januari 1966 officieel in gebruik worden genomen. Was de grond in 1965 nog in erfpacht, in 1972 kon de grond worden aangekocht.
Het organiseren van muziekconcoursen, festivals, het ophalen van oudpapier, Anjerfonds subsidies en de jaarlijkse actie van dit Fonds en niet te vergeten de komst van de gemeentesubsidie heeft St.Cecilia de broodnodige financiële armslag gegeven voor niet alleen de bouw van het een eigen repetitie lokaal, maar ook de vernieuwing van het gehele instrumentaria van het orkest in 1970 en de aanschaf in 1975 van een nieuw uniform tere vervanging van de uniformen uit 1956. Eveneens werden in 1975 de bassen vervangen. Ook de kapel “De Alpenlanders”, die in 1969 werd opgericht in het kader van de viering van het vijftig jarig bestaan heeft bijgedragen aan de financiële ruimte van St.Cecilia. De avonden met
“The Canons Five” uit die tijd waren niet alleen in Millingen beroemd maar ook in de verre regio. Tevens hebben de Alpenlanders jarenlang als Hofkapel opgetreden voor de Millingse carnavalsvereniging en stond de Kapel aan de wieg van de huidige opzet van de Nijmeegse Zomerfeesten tijdens de Vierdaagse.
Alpenlanders op een Beierse avond in 1969.
De jaren tachtig, negentig en heden |
De ontwikkelingen bij het orkest
Kende de zestig en zeventiger jaren voor het orkest een aaneenschakeling van muzikale hoogtepunten, de nieuwste geschiedenis van het orkest wordt gekenmerkt door wisselende successen.
Zoals ook in de topsportwereld werden de eisen opgeschroefd, nieuwe en jonge componisten met hun visie over de fanfaremuziek nemen de plaats in van de oude garde. Ook de (semi-) professionalisering vond zijn weg in de amateurmuziekwereld; er ontstaan steeds meer regio-orkesten.
Tevens ontkomt ook het verenigingsleven niet aan de maatschappelijke veranderingen.
In de oude geschiedenis kon een bestuur, weliswaar in samenspraak met de dirigent, maar zonder ruggespraak te houden met de leden, een repetitieschema opstellen om in een tijdbestek van twee maanden 27 grote repetities uit te schrijven met de nodige groepsrepetities. Die vanzelfsprekendheid is niet meer, ook in verenigingsverband willen de leden meepraten en meedenken. Al deze veranderingen hadden ook invloed op het concoursgebeuren van het orkest van St.Cecilia. Een deelname aan een jaarlijkse concertconcours of aan een Topconcours was niet meer zo vanzelfsprekend Was vóór deze periode een eerste prijs met onderscheiding een normaal resultaat: die tijd is voorbij. Een normale eerste prijs op een concert concours is thans een resultaat om blij mee te zijn en dat was vooral in het begin “effe wennen”. In 1988, na een dienstverband van 32 jaren vond dirigent Thé Eerden dat het mooi was geweest en diende zijn ontslag in.
Een gouden periode met 16 eerste prijzen, waarvan 10 met onderscheiding van de jury, 11 keer werd deelgenomen aan het KNF Topconcours en 7 eerste prijzen met onderscheiding tijdens een marsconcours, werd afgesloten.
Dat het orkest in de afgelopen jaren een uitstekende naam had opgebouwd mag ook blijken uit het aantal van 19 sollicitanten uit het gehele land op de vakante functie. De keuze viel uiteindelijk op de Groninger dirigent Dick Bolt. Onder diens leiding heeft het orkest zich snel aangepast aan de hedendaagse muzikale eisen en kan het orkest nog steeds een behoorlijk toontje meespelen op het hoogste niveau, de Vaandelafdeling. Vele concurrenten uit de zestig en zeventiger jaren is dat niet meer gegeven.
Uitdagingen gaat het orkest niet uit de weg.
Denk maar eens terug aan het concours in 2003 te Zaandam. Het project "Babylon", een eerste opdracht van ons orkest aan componist Maurice Hamers, dat als keuzewerk was aangemeld, was vier weken voor het concours nog niet geheel uit de steigers van de componist. Toch slaagde het orkest erin ondanks alle problemen bij de "bouw" met dit keuzewerk zeer hoog te scoren n.l. 88,09 punten.
Tijdens het concours (Zaandam, november 2005) werd met twee zware werken, Egmont en Quatre Moulins à roue, een fantastisch resultaat neergezet: 92.34 punten. Goed voor de wimpel en onderscheiding van de jury.
Onze fanfare valt ook in de regio in de smaak. Dit blijkt uit het feit dat de laatste jaren meerdere mensen buiten Millingen zich bij St.Cecilia hebben aangesloten. Een hoogtepunt van afgelopen jaren was o.a. het Eftelingconcert in 2007, waarin de Duffelt was omgetoverd in een heuse dependance van de Efteling in Kaatsheuvel. Echter het concours in datzelfde jaar, bracht niet de verwachte evenaring van 2005. Speciaal voor dit concours kreeg componist Marc van Delft de opdracht een stuk te schrijven voor en over Millingen. Helaas viel Riverbank Fantasyniet zo in de smaak bij de jury. "Slechts" 83 punten wist de fanfare bij elkaar te blazen in Enschede, en ja, je kon wel spreken van een kleine teleurstelling. Het jaar 2008 stond bol van muzikale optredens, met als absolute topper: het concert in het Musis Sacrum in december! Een kroon op het harde werken in dat jaar. Ook kenmerkte 2008 zich met een staaltje teambuilding, de fanfare reisde af naar Maastricht voor een heerlijk weekendje muziek maken en gezellig samenzijn!
In 2009 bestond onze vereniging 90 jaar. Dit werd gevierd met een concert à la Efteling, nu als thema: FILM, en een geweldig sfeervol Winterwonderland concert. Hoogtepunt het jubileumconcert samen met het NJHO.
Het ontstaan van kleine muziekensembles binnen de fanfare is zeker het vermelden waard, zo zijn er optredens geweest van het saxofoon ensemble, een cornet kwartet, een bugelsextet en met Kerst een koperkwartet! Cecilia volop in ontwikkeling!
In november 2010 werd zeer succesvol opgetreden op het concours in Enschede, waar we met 89 punten alle andere 1e divisionisten achter ons lieten. 2011 stond voornamelijk in het teken van twee grote thema concerten: Disney en Gershwin. Twee volle zalen, twee keer een sfeervolle Duffelt. Vooral Gershwin had het allure van een professioneel orkest, grand piano, zanger en zangeressen.
Het jaar 2012 stond in het teken van twee belangrijke muzikale gebeurtenissen in november en december. Deelname aan het prestigieuse HRFSTWND project in samenwerking met Psalm 150 uit Dinxperloo en deelname aan het bondsconcours in Etten-Leur. Met een prachtige score van 87,16 punten schreven we dat concours op onze naam. Voorts waren er nog wat kleinere concerten in allerlei samenstellingen.
Het orkest o.l.v. Dick Bolt tijdens een concoursoptreden in 2005 te Zaandam met een ouderwetse uitslag: 1e prijs met onderscheiding van de jury met een puntentotaal van 92,34
Van tamboerkorps naar slagwerkgroep
De tamboerwereld kende ook in deze periode een stormachtige muzikale ontwikkeling, die gelijk gesteld kan aan die van de orkesten. De instrumentale bezetting verandert. Composities met in de hoofdrol pauken en allerlei andere slagwerk-attributen is normaal geworden. De naam tamboerkorps wordt slagwerkgroep.
Zoals ook in de vorige periode heeft St.Cecilia’s slagwerkgroep in deze periode vele problemen gekend met de bezetting. Was de bezetting echter op niveau dan waren de resultaten meer dan uitstekend te noemen. De muzikale klasse onder Ben Engelen bleef! Onder meer heeft dat geleid tot een tweede KNF kampioenstitel in 1996.
In 1998 echter was het tij niet meer te keren. Ben Engelen moest in verband met een veranderde werkkring na 28 jaren het ontslag nemen. Ook met hem sluit St.Cecilia een gouden periode af; slechts één tweede prijs (in 1971) 13 eerste prijzen, waarvan 9 met onderscheiding van de jury . Tevens werd 9 keer deelgenomen aan een KNF Topconcours. Dit afscheid was voor een aantal leden kennelijk ook het moment hun trom aan de wilgen te hangen. Het aantal leden van de slagwerkgroep werd daardoor te beperkt voor een zelfstandig concours- optreden.
Reden om in 1999 een samenwerkingsveband aan te gaan met de slagwerkgroep EMM uit Kekerdom. De leiding van deze samenwerking is in handen van Ronnie Rieken. Helaas is deze samenwerking per 11 mei 2006 beëindigd en thans probeert St. Cecilia uit leerlingen en zittende slagwerkers een nieuwe slagwerkgroep te vormen. Wordt vervolgd....
Dat St.Cecilia goed muziek kan maken bewijst de geschiedenis.
Ook het organiseren van grote evenementen, met als uitkomst een broodnodige financiéle injectie, zit in het bloed van St.Cecilia. Tel daarbij op de opbrengst van de maandelijkse oud-papier actie en de bijdrage van de achterban, de supportersvereniging, verklaart aan de buitenstaander de investeringen die in de aflopen decennia gefinancierd konden worden.
Na 1980 is dan ook het repetitielokaal twee keer verbouwd. In 1982/1983 werd het bestaande gebouw uitgebreid met een bestuurskamer/kleine repetitieruimte. De grootste verbouwing vond echter plaats in 1997. Niet alleen was het gebouw te klein en voldeed het niet meer aan de eisen des tijds ook door scheurvorming van het gebouw was een verbouwing noodzakelijk. Deze grote verbouwing met een uitbreiding van het bestaande gebouw met 90 vierkante meter is met behulp van een enkele metselaar, een enkele electricien en een schilder met eigen mensen voltooit binnen een half jaar.
Terecht is de naam repetitielokaal vervangen door verenigingsgebouw.
Eveneens werden in 1994 bij het 75 jarig bestaan voor de derde keer nieuwe uniformen aangeschaft. Een financiële buffer werd gevormd voor de geleidelijke vervanging van het instrumentarium en voor de aanschaf van leerinstrumenten voor aspirant musici; de jeugd. Ook in deze periode blijft St.Cecilia de jeugd koesteren, niet alleen met het opleiden, maar ook een werkweekend is een jaarlijks gebeuren geworden, waar de leerlingen reikhalzend naar uitzien. Bij musiceren is ook teamgeest belangrijk en daar kan al niet vroeg genoeg mee begonnen worden.
De samenwerking met Ons Genoegen
Tot slot mag uit deze periode niet onvermeld blijven de verdere samenwerking tussen de twee Millingse fanfares. Weliswaar uit financiële nood geboren, maar sinds 1985 wordt onder de naam Fanfares in Harmonie jaarlijks financiële actie gevoerd. Deze actie is een loterij, waarvan de kosten van de prijzen gesponsord worden door de Millingse ondernemers. Tijdens een gezamenlijk concert in het kader “Millingen Aktief” wordt de uitslag bekend gemaakt. Het gezamenlijk marcheren naar een muzikale aubade is in het Millings straatbeeld gewoon geworden.
Coda. Persoonlijke reflectie van de schrijver, Ben Jansen |
“Wat bezielde de oprichters met een nieuwe fanfare?”
Op verzoek van de pastoor?
Dat de kerk niet onwelwillend gestaan zal hebben bij de oprichting van een nieuwe fanfare mag duidelijk zijn.
De kerk lag in die tijd in de clinch met Ons Genoegen en bij kerkelijke aangelegenheden hoort nu eenmaal muziek. Een nieuwe fanfare was dus welkom en de kerk zal graag de instrumenten van de eerdere fanfare Voor Godsdienst en Kunst beschikbaar hebben gesteld. De benoeming van de pastoor tot moderator geeft ook de goede relatie weer. Uit hoofde van deze functie bezocht de pastoor of een van zijn kapelaans tot de beginjaren zestig de jaarvergadering. Het openen van een jaarvergadering met de “Christelijke groet” was destijds een vast ritueel. Ook was het bestuur van St.Cecilia een graag geziene gast op de nieuwjaarsreceptie van de pastoor.
Kortom: er is tussen de kerk en St.Cecilia altijd een goede verstandhouding geweest. St.Cecilia werd door een deel van Millingen dan ook aangeduid met de naam Kruusverbonders, voor St.Cecilia en haar aanhang een Geuzennaam maar dan op het gebied van uitstekend muziek maken!
Dat de relatie is veranderd mag duidelijk zijn. Natuurlijk heeft dat te maken met de maatschappelijke ontwikkelingen vanaf de jaren zestig en de plaats van de kerk in die veranderde maatschappij.
Een genoegdoening?
De lezer zal intussen begrepen hebben dat hier bedoeld wordt de verstandhouding tussen de beide Millingse fanfares. Wellicht heeft ook wraakgevoelens meegespeeld bij de oprichters. Bartje Lelie c.s. werden in het verleden aangeduid als dissidenten; zij waren namelijk ook lid geweest van fanfare Ons Genoegen. Met name in de beginjaren zal het heus weleens gekruld hebben. In deze geschiedschrijving van St.Cecilia in vogelvlucht is dan ook een paar keer de vergelijking gemaakt met de film “Fanfare” van Bert Haanstra. Wellicht heeft de concurrentie en competitie uit de vroegere jaren er voor gezorgd dat de beide Millingse fanfares thans op een hoog niveau musiceren; dus toch een positieve ontwikkeling uit die tijd. Niet voor niets werd en wordt Millingen binnen de muziekwereld aangeduid als het “muzikaalste dorp aan de Rijn”. Door de tijd heen zijn de verhoudingen verbeterd. De goede verstandhouding tussen de helaas te vroeg overleden voorzitters, Wim Hell van St.Cecilia en Nol Pastoors van Ons Genoegen, hebben geleid tot een verdere samenwerking niet alleen op het muzikale vlak (samen serenades brengen) maar ook op het financiële vlak. De activiteit “fanfares in harmonie” is daarvan een voorbeeld. De concurrentie of zo men wilt de competitie bestaat nog steeds en zal wellicht blijven bestaan. De roep van “wij zijn de besten” is niets mis mee.
Samen muziek maken: Het muzikale rapport van het orkest.
Zowel het orkest als de slagwerkgroep hebben hun niveau van “samen muziek maken” vaak laten toetsen door een jury.
In haar geschiedenis heeft St.Cecilia deelgenomen aan diverse concoursen, of dat nu topcouncoursen, marsconcoursen of concertconcoursen waren. Een volledig overzicht hiervan vind u bij Resultaten fanfareorkest.
Ook de Slagwerkgroep heeft zich van de goede kant laten zien tijdens vele optredens tijdens concoursen.
Voor een volledig overzicht, vind u bij Resultaten Slagwerkgroep.
Dit muzikale rapport mag meer dan voortreffelijk genoemd worden.
Fanfare St.Cecilia kan hier best trots op zijn. Als het “samen muziek maken” dan ook het doel is geweest van de oprichters” dan zijn zij èn hun nazaten daarin ten volle geslaagd.
Voor zover de geschiedschrijving van St. Cecilia vanaf 1919 tot juli 2016.